donderdag 9 april 2009

Rit naar Messier 24.

Vervolg van Wake-up call

Download het hele verhaal als Epub: Hier

Met zijn handen in zijn zakken, en diezelfde handen in die zakken omzwachteld met zware plastic verbanden, wachtte Blaffetuur Argwanend op de Pony-express van half zeven. Het dikke synthetische materiaal van de interstellaire stationsbuis stelde hem gerust.
“Ik ben toch wel tevreden om in de rijkste van alle rijke staten te leven”, dacht hij, “ook al is het er vaak droger dan in de kut van een woestijnwijf in haar menopauze.”

Het stationsgebouw was afgesloten met een driedubbele stalen deur met oog-, vingerafdruk- en silhouetidentificatie. In feite was je leven niet echt veilig na zes uur ’s avonds op de straten van de megametropool Durbuy. Het hordengeweld, de atavistische stammentwisten waaraan de rijke snobs met woedepillen zich na werktijd vergrepen, was de laatste maanden hevig uit de hand gelopen. Er werden bijna geen technologische wapens meer gebruikt tijdens de vele schermutselingen en meelees, alleen nog knotsen, buizen en stenen, en naar verluidt hadden velen ook de drugs die hen in een woedende trance brachten geheel en al uitgebannen. Puur op puur eigen chemische krachten geweld begaan was natuurlijk nog illegaler dan het gesteund door de pillen van de farmaceutische giganten te doen. De allianties waren willekeurig en schenen alleen gesloten te worden om het geweld en de eigen macht te maximaliseren. Er was met andere woorden geen sprake van oprechte allianties die iets met broederlijkheid of vriendschap te maken hadden. De clansleden handelden enkel uit sangui-politiek opportunisme.  De nieuwe Goddelijke Wind, een clan van door klassieke Aziatische oorlogsgeschiedenis geïnspireerde intellectuele snobs was op dat moment het sterkst, maar het viel nooit te voorspellen wie er in deze gewelddadige stadsarena de leiding over zou nemen. De overheid kende alle leiders, maar liet hen begaan, want ze wisten dat de ene hiërarchie al vlug overging in de andere en dat iemand arresteren alleen tot de onmiddellijke eliminatie van de leiderloze groep zou leiden. Voor de eerste keer sinds de Grote Droogte wisten de leiders van de federatie en de stadsbesturen van de Gouden Vier niet wat doen. Repressie zou hier niet werken en gezien de omvang van het fenomeen en de positie van vele clansleden zouden executies een catastrofe voor de economie betekenen. De wijze Ohm en zijn Stroombestuur, het hoogste orgaan van de hele federatie, zaten met de handen in de simulatiealgoritmes van hun virtuele haren.

Er was nog wel meer aan de hand dat niet in orde was in de Megalopool en daarbuiten. Het holonieuws berichtte constant over de rebel Briargh, een zwarte halfgod die zijn fortuin had verworven door de door de overheid gesubsidieerde speculatie op financiële transfers. Hij ageerde vanuit een geheime locatie en predikte een geheimzinnige ideologische leer waarvan de inhoud nooit onthuld werd. Blaffetuur sympathiseerde met Ohm, omdat hij verplicht de empathiemodule aan de basis van zijn schedel diende aan te klikken tijdens het holonieuws.

Blaffetuur wenste innig dat hij meer dan vijf keer gemasturbeerd had voor hij zijn eenmansflat, de enige soort die nog bestond, verliet. Maar de geschiedenis mocht dan niet onwankelbaar vast liggen in het behoorlijk solide krentenbrood van de ruimtetijd en het lag in de technologische mogelijkheden om kleine gebeurtenissen in het verleden aan te passen, het was burgers sowieso maar één keer per week toegestaan om het verleden te manipuleren. Blaffetuur had die maandag zijn krediet al opgebruikt via het auto-bio-netwerk (abn) toen hij zijn geschiedenis vervalste met drie boterhammen met bonenkaas drie uur eerder omdat hij honger had en geen zin had in vertering. Hij was nerveus als gevolg van zijn lange seksuele abstinentie en hij voelde de lust om zichzelf enkele neurotranquillizers, wat pretpillen of zo, toe te dienen mits een tongklik in zijn kaakwand. Maar zijn voorraad was nogal laag dus hij deed het maar niet, want hij wilde helder blijven. Zijn stress vuurde hem aan en hij had een vertrouwen in de obsolete methoden van de natuurlijke pretechnologische mens dat hem zowel bizar als irrationeel toescheen. Maar seksuele spanning was niet het enige dat hem voortstuwende angsten bezorgde.

De waarheid was dat hij de avond na het immateriële telefoontje van de zich ontvoogde Wendy, zijn favoriete hologram, zijn nummer één, al behoorlijk in paniek geslagen was. Het telefoongesprek dat zich ontrolde was simpel, romanesk en ontechnologisch. Wendy vertelde hem, natuurlijk, dat ze van hem hield en dat ze van hem wegging, dat ze haar eigen pad ging volgen, net omdat hun liefde nooit zou slagen, omdat hun relatie, zoals zij die wou, onmogelijk was in dit gestel, in deze wereld, met die toekomst. Hij zei: “Nou, ja.” Daarop had ze de verbinding verbroken. Een noodoproep naar de holo-centrale, drie tranquillizers en twee virtuele masturbaties verder lag hij al in een diepe maar onverzadigende slaap. Hij droomde dat hij een eekhoorn was, hoewel er nergens bomen te bespeuren waren, en hij droomde van de liefde, voor het eerst, alhoewel hij ze niet zo benoemde, en ze ook niet begreep. Hij voelde zich gewoonweg angstig. Hij werd wakker met twee bloedende sneden in de palmen van zijn handen. Zijn lakens en zijn lichaam waren besmeurd met bloed. Hij wist plots zeker dat hij ergens moest zijn. Op een plaats ver van waar hij was. Hij richtte zich op, iemand had een getal op zijn muur geschreven. Het was 1024, in Romeinse cijfers, een m, twee keer x, een v en een streep ervoor. Had hij dat dan gedaan? Had hij dat geschreven?

“Dit moet de heftigste schijt zijn die ik ooit heb meegemaakt.”, zei hij luidop en hij klikte zich een angstremmer in zijn brein.

Toen hij gekalmeerd was, en na de nodige masturbatie, die hij nodig had als een chocolaverslaafde zijn witte crunchybar, een chocoladesnoepje met 98 procent cacao, bitter, niet eens lekker en zeker ongezond. Kortom: overheerlijk.

“1024.”, dacht hij, “Het jaar duizendvierentwintig? Een antieke pixelresolutie? Een ïtiegeheugenformaat in bits. Dat lijkt onwaarschijnlijk.” Hij werd plots geholpen door de sterke intuïtie dat hij diende te vertrekken. “Een plaats? Een coördinaat?” Wat als de M nu eens geen deel van het getal is, fluisterde hij zichzelf in, alsof hij een dwaas inlichtte. M24. Sterrenstelsel M24. Hij wist zeker dat dat het was, de ontcijfering van de randactiviteiten bij zijn nacht in coma, maar hoe kon hij zo zeker zijn van iets waarvoor helemaal geen evidentie was? Hij haalde zijn schouders op.
“Ach ja, jij hebt het natuurlijk zelf geschreven dus natuurlijk weet je het zeker, kutkop.”

Hij boekte een ticket naar de parallelle aarde in sterrennevel M ‘Messier’ 24.
Messier 24 was voor het grootste deel onherbergzaam en werd bijna nooit bezocht, zeker niet door de verwende inwoners van de Groot-westerse federatie op aarde. Er waren vrijwel geen vakantieparadijzen, zoals in de andere nevels van het stelsel steeds wel het geval was. De meeste planeten waren barre onbewoonbare plaatsen en werden zelfs met de meest geavanceerde terraformingtechnieken buiten het bereik van de menselijke agricultuur geacht. De zogenaamde ‘parallelle aarde’ was een relatieve uitzondering op die regel en bereikte extrema in temperatuur die slechts honderd graden van elkaar lagen. Dat was weliswaar een groot verschil maar niet gigantisch als je het met de andere planeten vergeleek. De replica van een Noord-Amerikaanse mijnstad in het verschroeiend hete zuiden van Messier 24 uit de 19e eeuw was er de grootste trekpleister. Het was er een heuse drukte, met zijn 13 bezoekers per vijf jaar.

Ondanks deze kleine geosociale aantrekkingskracht was de aandrang om erheen te gaan te groot om te weerstaan voor Blaffetuur. Hij verklaarde de neiging tot vertrekken door een niet-lokaal krachtveld. In de twintigste eeuw ontdekten wetenschappers al dat sub-microscopische deeltjes elke geografische afstandbarrière konden overwinnen om een invloed op elkaar uit te oefenen, mits ze samen ontstaan waren. De deeltjes namen simultaan dezelfde beslissing, zonder daarbij een boodschap naar elkaar te sturen. Men wist zeker dat de deeltjes niet communiceerden op een gekende manier, want gezien de tijdsspanne en de snelheid van het licht was daar geen tijd voor. Later ontwikkelde men methoden om veel grotere systemen elkaar niet lokaal te laten beïnvloeden. De verklaring voor het mechanisme van die onmiddellijke globale impact van een factor bij een object op een factor bij een ander object was echter nooit gewonnen en bleef een mysterie voor elke onderzoeker, die er dan ook steevast de tanden op kapot beet. Niet-lokale beïnvloeding kon dus geïnduceerd worden, maar men wist niet waarom het gebeurde als men het veroorzaakte. De enige voorafgaande vereiste aan de procedure was dat het systeem dat gesplitst werd ooit één systeem was geweest en eenzelfde origine deelde. Tweelingen bleken de ideale proefpersonen en in de vroege periode van de quantumbiologische experimenten ontstond er daarover de nodige ethische controverse. Wetenschapper werden door het slijk gesleept, beschimpt en voor dr. Mengeles versleten. Eén wetenschapper liet, gegrepen door de arrogantie die de zwaarwichtigheid van onderzoek omringt, zijn eigen twee zoons aan een experiment onderwerpen. Het experiment verliep prima maar de man verloor al vlug zijn verstand en ging in witte gewaden op een berg in Tibet zitten. Ze vonden hem met zijn reet aan zijn stoel gevroren terug, zo dood als lazarus voor Jezus Christus de hartmassage uitvond. Zoals dat gaat verloor men (de media, ook wel de mensen, ook wel de publieke opinie, in die tijd al volledige synoniemen) echter al vlug de interesse en onderzoekers werden met rust gelaten. Gestaag vorderden ze naar het niet-lokaal beïnvloeden van de menselijke geest. De experimenten gingen ver, en de causaliteit werd sterker maar het gezamelijke ontstaan bleef een niet te omzeilen obstakel.

Maar ook al schreef Blaffetuur zijn verlangens stiekem aan niet-lokale krachtvelden toe, dat wilde niet zeggen dat hij het ook geloofde of dat hij zijn gissingen rationeel vond. Hij was geen tweeling met Wendy of ze waren niet op een andere manier samen ontstaan. Meer nog, hij was een mens, een uitspuugsel van de levende natuur, en zij was een hoogst geperfectioneerd programma van de soevereine menselijke geest, ook wel het epifenomeen van de levende natuur. Wendy was maar een programma, niet eens echt in biologische zin, dat ze “verliefd”, wat dat dan ook wilde zeggen, zou worden was absurd. Dat hij verliefd op haar zou zijn was nog absurder.

Het was allemaal erg verwarrend en hij liet de schilden voor zijn oogbollen zakken om in afwachting van het verplaatstuig naar een interessante documentaire te kijken op de Rollende-oogbeweging-projector. Het voordeel van deze vorm van vermaak was dat je je dromen kon sturen zodat je tijdens je slaap de uren nuttig en prettig vulde met documentaire, drama en komedie. Het nadeel was dat je vaak opstond met barstende hoofdpijn. Blaffetuur koos voor een info-pornofilm, een populair genre in zijn tijd, over de opkomst van de door de clitoris gedreven verhaallijn in de kinderliteratuur van de laat 22e eeuw. Hij sloot zijn ogen en dommelde weg met de nieuwe wiegende prikkels.

Hij stapte op en zocht zijn weg in het tuig. De verschillende afdelingen van de sterrenkoets hadden van die leuke plaatjes om makkelijker je weg te vinden, pictogrammen zoals je in archaïsche systemen ook had. Hij ging zitten in coupé 5A-Y567IK, ook wel de coupé met het prentje van Alpha Centauri. Er zat maar één persoon, en Blaffetuur ging rechtover hem zitten, zij het ietwat diagonaal met zijn gezicht naar het raam, waarachter al een oneindige hoeveelheid aan grijze materie vlakbij de koets voorbijzoefde, als een monotone stoet 2dimensionele betonwanden. Het deed Blaffetuur denken aan de inrichting van zijn appartement. Hij moest ondanks zichzelf en zijn zenuwachtige staat glimlachen, trots als hij was om de ongekende gezelligheid van zijn woonst.

 Het uitzicht ging echter vervelen en hij overwoog of hij even zou masturberen. Eventueel kon hij aan de andere man vragen om hem te vervoegen in een of andere erotische module van één of ander holoprogramma. Vanuit zijn ooghoeken bekeek hij de man. Hij droeg een standaard synthetische plastic broek en een dik synthetisch t-shirt met lange mouwen en wanten van polyethyleen, aan zijn voeten had hij geen schoenen, aangezien hij gemodificeerde prothesen had met grijpklauwen. De klauwen deden vermoeden dat hij een klimmer was, een stevig sporter, maar zijn lichaamsbouw verried niets van die aard. Het was natuurlijk onmogelijk om op basis van uiterlijke biologische kenmerken te bepalen hoe oud hij was, want alle uiterlijke kenmerken van veroudering behoorden tot een ver verleden. Te beoordelen aan de vele anorganische prothesen en hulpstukken was hij een al wat oudere man, iets over middelbare leeftijd, zo rond de 160 zonnewendejaren. Daarmee was hij een stuk ouder dan Blaffetuur, die maar 47 jaren oud was.

Terwijl hij deze bemerkingen maakte en geheel en al als het ware aan een schelpvormig madeleinekoekje overgeleverd zijn eigen gedachten hun gang liet gaan kreeg hij een oproep op zijn communicatie-interface. Tot zijn verbazing belde de man rechtover hem nu naar hem. Zou hij soms zijn gedachten gelezen hebben? Dat was niet onmogelijk maar erg onwaarschijnlijk: de technologie was iets te illegaal om zomaar in het openbaar in een koets te gebruiken. Hij klikte de telefoon aan met zijn tong en stelde de modus af op ‘smalltalk’, wat inhield dat er maar keuze was tussen het overbrengen van enkele verschillende boodschappen met een triviaal karakter. Zinnen als ‘mooi weer vandaag hé’ en ‘reist u ver?’. Blaffetuur hoopte hierdoor duidelijk te maken dat hij niet erg veel prijs stelde op een gesprek. De man hield zich echter niet aan de protocolregels, boog op één of andere manier de beperkingen om en sprak hem aan met zijn voornaam. Blaffetuur reageerde heftig, aangevuurd door zijn zich in een staat van neuralgie bevindende perifeer zenuwstelsel, met andere woorden door zijn hoofdpijn. 

“Als u illegale programma’s gebruikt om mijn naam te weten dan zou ik willen dat u daarmee kapt.”
De man lachte luidop, een uiterst eigenaardige reactie in deze situatie, vond Blaffetuur.
Hij sloot de verbinding af, hij had geen behoefte aan de eigenaardige spelletjes van een excentriekeling. De man zocht meteen terug contact en Blaffetuur maakte een fysiek gebaar waarmee hij aanduidde dat hij geen verbinding zou maken.

“Die vervelende vent weet van geen ophouden”, dacht Blaffetuur toen het duidelijk werd dat de vervelende vent van geen ophouden wist en hij maakte contact om hem eens goed zijn vet te geven. De man wist hem te sussen met één enkele zin. Hij sprak met een vette stem alsof hij metalen stembanden had die ingesmeerd waren met olie, wat bij nader inzien waarschijnlijk ook het geval was.

“Wendy stuurt me.”

Lees verder: Moderne Luddieten.

Geen opmerkingen: